Rijksbijdrage universiteiten
De rijksbijdrage vormt de basis voor onderwijs- en onderzoeksactiviteiten van de universiteiten. De rijksbijdrage vormt bijna 60% van de totale universitaire inkomsten. Deze bijdrage vormt het grootste deel van de financiering van de basisinfrastructuur van elke universiteit: salarissen van docenten en onderzoekers, ondersteunende medewerkers en staf, gebouwen, laboratoria en bibliotheken . De omvang van de rijksbijdrage wordt ieder jaar door het kabinet in de begrotingswet vastgesteld. Met de rijksbijdrage brengt een universiteit haar wettelijke taken op het gebied van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek alsmede valorisatie tot uitvoering. De universiteiten krijgen deze middelen rechtstreeks uitgekeerd in de vorm van een lumpsum. Een universiteit bepaalt dus zelf hoe het geld over faculteiten wordt verdeeld.
De rijksbijdrage bestaat op hoofdlijnen uit vier delen, te weten onderwijsdeel, onderzoekdeel en het deel geneeskundig onderwijs en onderzoek. Per 2022 zijn de gelden die voortvloeien uit de kwaliteitsafspraken als vierde deel toegevoegd.
Onderwijsdeel
Het deel van de rijksbijdrage dat wordt besteed aan het wetenschappelijk onderwijs op universiteiten, wordt het onderwijsdeel genoemd. Het onderwijsdeel bestaat uit een variabel (‘studentgebonden financiering’) en vast deel (‘onderwijsopslag in percentages’). Daarnaast zijn er specifieke tijdelijke toekenningen (‘onderwijsopslag in bedragen’). Dit zijn tijdelijke gelden die specifiek beleid financieren.
Het variabele deel is gebaseerd op inschrijvingen en diploma’s (‘graden’)
Spelregels onderwijsdeel
Macrokader
Als eerste wordt het macrokader bepaald, oftewel het totaal bedrag dat beschikbaar is voor het onderwijs. Dat gebeurt aan de hand van aantal inschrijvingen van twee jaar geleden. De zogenaamde T -2 methode. De hoogte van het bedrag in 2022 is bepaald op basis van het aantal ingeschreven studenten op 1 oktober 2020.
Bepaling omvang variabel deel.
Van het macrokader worden de onderwijsopslagen (‘bedragen’ en de ‘percentages’) afgetrokken. Dit zijn bedragen die vast liggen. Het bedrag dat overblijft is voor het variabele deel.
Verdeling studentgebonden financiering
Het bedrag voor het variabele deel wordt verdeeld aan de hand van aantal ingeschreven studenten en behaalde diploma’s.
Een inschrijving telt mee voor bekostiging indien:
- De student een EER-nationaliteit heeft
- Eerste bachelor of master (uitzonderingen gelden voor zorg en onderwijs)
- Studeert binnen de nominale studieduur
- EER-nationaliteit
- Eerste bachelor of master (uitzondering zorg en onderwijs)
Beschikbaar budget na aftrek van de onderwijsopslag wordt gedeeld door het aantal gewogen bekostigde inschrijvingen en graden om het tarief per inschrijving / graad te bepalen. De gewogen inschrijvingen/graden worden onderscheiden in een lage (1), hoge (1,5) en top (3) bekostiging.
Onderzoekdeel
Het deel dat gebruikt wordt om de basisvoorzieningen voor het wetenschappelijk onderzoek te financieren, wordt het onderzoekdeel genoemd. Daar waar het onderwijsdeel meegroeit met het aantal studenten is de bijdrage voor onderzoek al geruime tijd stabiel. Deze component wordt verdeeld op basis van het aantal diploma’s en promoties en een deel basisfinanciering.
• Graden: ca. 15% van het onderzoekdeel wordt over alle bekostigde graden verdeeld (3-jarige gemiddelden).
• Promoties en ontwerper-certificaten: ca. 20% van het onderzoekdeel wordt over alle bekostigde promoties en ontwerper-certificaten verdeeld (3-jarige gemiddelden)
• Voorziening onderzoek in bedragen (ca. 10%): beleidsmatige toevoegingen, voor een of meerdere instellingen, meestal tijdelijk van aard. Bijvoorbeeld: Zwaartekrachtprogramma.
• Voorziening onderzoek in percentages (ca. 55%): “restpost”. Historisch bepaalde vaste voet.
Gegeven dat verwevenheid onderwijs en onderzoek een essentieel onderdeel is van de universiteit is het feit dat het onderzoekdeel van de bekostiging niet meegroeit met het aantal studenten een belangrijke verklaring waarom universiteiten de afgelopen jaren, met een zeer sterke groei van het aantal studenten, financieel steeds verder onder druk zijn komen te staan. Dit is terug te zien in de daling van de rijksbijdrage per student.
Deel geneeskundig onderwijs en onderzoek
Dit deel is voor het onderwijs en onderzoek dat wordt verzorgd door de academische ziekenhuizen. Voor toelichting hierop zij verwezen naar de website van de NFU (NFU.nl)
Kwaliteitsgelden
Dit zijn de gelden die voortvloeien uit de invoering van het sociaal leenstelsel. Deze middelen zijn beschikbaar gesteld door het Ministerie van Onderwijs. De universiteiten verbeteren hiermee verder de kwaliteit van het onderwijs. Meer informatie te vinden op pagina Kwaliteitsafspraken